Een definitie van nederigheid, ook wel deemoed genoemd…is een houding of eigen-schap die zich kenmerkt door weinig voor zichzelf te eisen, zichzelf niet op de voor-grond te plaatsen en een afkeer van gebruik van macht of aanvaarden, laat stáán het opeisen van persoonlijke eer. Populair gesproken een houding of eigenschap die tegen-woordig steeds minder voorkomt. Een echt nederig persoon wordt intussen min of meer als een buitenissigheid beschouwd. Terwijl het dé gouden eigenschap is.
Machtswellustelingen en tomeloos eerzuchtige karakters hebben door de eeuwen heen altijd de aandacht opgeëist en onze menselijke geschiedenis vervuild. De digitale revolutie van onze huidige generatie heeft de nederigheid nog veel verder ondermijnd. Facebook, Twitter, Instagram, Whatsapp, YouTube, de bloggers en de vloggers zijn bepaald geen toonbeelden van nederigheid. Hiermee schreeuwen wij vrijwel allemaal om de aandacht en vechten wij om een plaatsje op de voorgrond. En als het toppunt van sarcastische wrange humor hebben wij deze fenomenen dan ook nog ‘de sociale media’ genoemd. De mens is evolutionair zo bescheiden en nederig geweest zichzelf op het absolute topje van de evolutionaire piramide te plaatsen. Wij zijn het klapstuk van de kosmische veiling, hèt wonder van de natuur…’God’s Ultimate Masterpiece’. Moeilijk om dan nog bescheiden te blijven. Laat stáán nederig. Kleingeld past steeds minder bij de mens, wij zijn meer van de grote biljetten. Nederigheid is een moeilijk te herkennen fenomeen. Behalve voor de ware christenen. De profeet Jezus Christus zou het summum van nederigheid moeten zijn geweest. Best mogelijk, misschien wel een van de weinige dingen die over Jezus worden verteld die met de werkelijkheid kloppen. Maar zelfs onze grootste filosoof uit de NL-geschiedenis, Benedictus de Spinoza, had zo zijn bedenkingen tegen nederigheid. Hij stelde dat nederigheid zelf als een ondeugd kan worden gezien, zeker wanneer het manipulatief wordt gebruikt. Denk dat hij daarmee een punt had. Nederigheid is als elke menselijke eigenschap dus ook aan fraude onderhevig. Weinig voor jezelf eisen, niet op de voorgrond treden en een afkeer van macht of eer hebben, zijn nu eenmaal geen eigenschappen waarvoor de grote meute veel waarde-ring heeft. Eerder argwaan omdat het totaal niet strookt met gangbare trends. Mensen hebben nu eenmaal de genetische blindheid om juist wel populariteit, rijkdom, macht en eer te verafgoden. Een kenmerk van het roedelgedrag in onze samenleving. Een ander kenmerk is de dwangneurose om zichzelf mathematisch te bewijzen. De stelling…’Echte ware nederigheid is omgekeerd evenredig met inkomen, positie en aanzien’ levert dan problemen op omdat nederigheid nu eenmaal niet mathematisch valt te bewijzen. En met onbewezen stellingen hebben wij niet zoveel. Hoewel in de wiskunde sinds Euclides en Aristoteles toch genoeg axioma’s voorkomen. Met aanzien, roem en macht loopt men pronkend te koop. Anders heeft dat verworven imago verder ook geen nut. Beroemde machtige mensen hebben ook de onbedwing-bare neiging elkaar te verheffen en te bewieroken. Een staatsbezoek van ons koninklijk paar is daarvan een treffend en zielig voorbeeld.
Ben toch geneigd om de echte nederigheid dan maar te zoeken in de kringen van al die vrijwilligers in de wat lagere geledingen van onze samenleving. Mensen die heel veel van hun tijd en vooral van hun onbaatzuchtige medemenselijkheid ter beschikking stellen van de zwakkeren en zij die het niet meer alleen kunnen bolwerken. Niet incidenteel, maar gedurende vele jaren. De zelfkant van het leven nog niet hebben af-geschreven, maar van hulp en aandacht gaan voorzien. Altijd een enorme bewonde-ring voor gehad. Voorgewende valse nederigheid zoals dat in veel religies wordt beleden, is vaak bij de uitgang van de kerk/kapel/moskee al weer vergeten. Nederigheid wordt namelijk niet beleden of betoond. Niet zoals bij respect of in afgoderij. Nederigheid wordt non-verbaal betoond aan iets, niet aan een superieur iemand. Het idee om gelovigen de kerkdeur uit te sturen met de boodschap dat God de mens schiep naar zijn beeld, is tenslotte alleen al vragen om moeilijkheden. In de schepping, door agnostici ook wel met ‘de natuur’ aangeduid, staat de mensheid namelijk op een heel laag niveau. Ons precaire bestaan hangt af van zoveel zaken, minuscuul of apocalyptisch, van een dodelijk virus tot de inslag van een uit de kluiten gewassen astroïde. De mens leeft bij de gratie van het toeval. Daarvan zouden wij ons zeer bewust moeten zijn en daarvoor nederigheid moeten betonen. Het zou onze grootste en meest bepalende menselijke eigenschap moeten zijn. De evolutie heeft echter van de Homo sapiens een incestueuze betweter gemaakt. De kenniscopulatie met ons voorgeslacht heeft nederigheid steeds verder gedevalueerd. Elke generatie wordt slimmer geboren en is intuïtief volledig overtuigd van de eigen superioriteit. Nederigheid is al lang niet sexy meer, daarmee wordt niet meer gescoord. Het is uiteindelijk een doodzonde tegen de menselijkheid dat onze meest vooraan-staande menselijke eigenschap, nederigheid, zo naar de achtergrond is verdrongen.