Ships that pass in the night

 

Henry Wadsworth Longfellow (1807-1882) schreef het:

Ships that pass in the night                                                                                            And speak each other in passing                                                                                   Only a signal shown and a distant voice in the darkness                                                So on the ocean of life we pass and speak one another                                               Only a look and a voice                                                                                               Then darkness again and a silence.

Dit gedicht is een overbekend zeemansgebed dat elke zeeman, ook al is hij al jaren aan de wal, blijft aanspreken. De tekst kan ‘on the ocean of life’ probleemloos voor vrijwel elke levenssituatie worden geïmplementeerd. Maar een zeeman heeft zich in dit gedicht talloze malen wel heel concreet kunnen inleven.

Tijdens lange oceaanoversteken, vooral buiten de meest gebruikte shipping lanes, komt het vaak voor dat men dagenlang geen enkel schip ziet. Weliswaar varen er tegelijker-tijd vele tientallen, maar de oceaan is groot genoeg om ze allemaal te verstoppen. Dan is het uitpraaien door de uitkijk van een schip op een paar streken een korte bijzondere onderbreking van de dagenlange vermeende totale eenzaamheid.                                 In de donkere tropennacht onder de fonkelende eeuwige sterrenhemel zijn er dan twee witte lichten en een rood of groen boordlicht bijgekomen. Plotseling ben je dan toch niet meer alleen. Er zijn dan ineens nog anderen samen met ons op dat grote water. Okay, dat schip gaat dan wel de andere kant op, maar het is wel degelijk een schip dat daar in de nacht passeert.                                                                                                              Vroeger werd dan de Aldislamp gebruikt en knipperden fel in morse de letters over het water… ‘What ship?’ Later werd die vraag meestal gesteld op kanaal 16 van de VHF, maar niet altijd kwam er een antwoord. Als er wel een reactie kwam, werden scheeps-naam, nationaliteit, afvaarthaven en bestemming doorgegeven en wederzijds elkaar een goede reis toegewenst met soms… ‘God bless.’

Met die karige informatie moest er dan een beeld gevormd worden bij die drie lichten die langzaam op de horizon naar achteren doorzetten. In elk geval een schip met een bemanning onderweg naar een verre haven dat tergend langzaam die enorme oceaan oversteekt. Een schip met waarschijnlijk een kostbare lading en een machine die mono-toon dreunt en waarvan iedereen hoopt dat hij dat nog dagenlang zal blijven doen. Met bemanningsleden die ook ver van huis zijn en ook ongetwijfeld allemaal vaak aan al hun geliefden zullen denken. Een bemanning van misschien onverschillige, tevreden of piekerende mensen in hun dagelijkse tredmolen van wachtlopen, eten en slapen. Net als aan boord van het eigen schip. Want al die bemanningen van al die verschillende schepen midden op die oceaan zitten uiteindelijk allemaal in hetzelfde schuitje.             Als het schip achterlijker dan dwars is gekomen, verdwijnen de toplichten en het boord-licht en wordt alleen nog het heklicht zichtbaar. Langzaam verflauwt ook dat, waarna de horizon weer donker is en de eenzaamheid weer terugkomt.

Talloze malen heb ik zo naar de lichten van passerende schepen gekeken en het korte gedicht van Henry Longfellow beleefd en begrepen. Zo vaak zelfs, dat ik nu kijkend over de dijk van Kruse Veer naar de lichten van vooral de afvarende schepen, nog steeds door de magie van de woorden van ‘Ships that pass in the night’ kan worden gegrepen. Ondanks dat ik met een muisklik op Marine Traffic onmiddellijk weet welk schip dat het is, de bestemming, de diepgang, de snelheid en als toegift krijg ik er ook nog een hele fotocollectie bij. Dit digitale mirakel doet niets af aan de haast hypnotise-rende aantrekkingskracht van een paar toplichten en een groen boordlicht die langzaam door mijn raam schuiven.                                                                                                    Die drie lichten laten mij zichtbaar weten dat er weer een enorme hoeveelheid materie gemanaged door een groepje mensen voorbijkomt, onderweg naar een verre plek soms aan de andere kant van de aardbol. Wanneer dan de bochtige rivier weer zonder pro-blemen is afgevaren, de loods afscheid heeft genomen en op de loodstender is over-gestapt, zullen ook die twee helder witte toplichten en het gekleurde boordlicht alle komende donkere nachten weer het enige signaal aan al die anderen zijn dat er een schip in de nacht passeert.

Het gedicht ‘Ships that pass in the night’  gaat heus niet alleen maar over de pure zee-mansromantiek. Onbekende langzaam voorbijglijdende lichten op een zwarte horizon in een donkere nacht spreken wel het meest tot de verbeelding.                                         Maar het gaat toch vooral over al die vluchtige ontmoetingen we allemaal in ons leven wel eens hebben, zowel ’s nachts als overdag. Ontmoetingen die ons even uit de een-zaamheid haalden, maar toch verder niet beklijvend waren.                                             Ik heb het grote privilege gehad om de strofen van Henry Wadsworth Longfellow vele jaren lang letterlijk te mogen beleven. Heel veel schepen passeerden er in de nacht. Alle keren was ik er zelf ook een.

   Send article as PDF